Werknemers maken bezwaar tegen wijziging pensioenregeling

Werknemers maken in de praktijk veelvuldig bezwaar tegen een eenzijdige wijziging van de pensioenregeling. Vaak wordt dan de bevoegdheid van de werkgever betwist. Deze wijzigingsbevoegdheid kan echter ook voortvloeien uit een cao. In een recente uitspraak van de rechtbank Overijssel stond de gebondenheid van werknemers aan een dergelijke wijziging centraal.[1]

Feiten en omstandigheden

Op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers werd de cao voor het Verzekeringsbedrijf van toepassing verklaard. Over de pensioenregeling werd in de cao aangegeven dat werkgevers in afwijking op de middelloonregeling ook kunnen kiezen voor een (collectieve of individuele) beschikbare premieregeling. Daarvoor was dan de instemming van de OR benodigd én zorgvuldige communicatie/voorlichting aan de werknemers.

Tot 1 januari 2021 betrof de pensioenregeling van werkgever een middelloonregeling. In het pensioenreglement werd ook een eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen.

2020

In 2020 zijn er door de werkgever en OR gesprekken gevoerd over de kosten en eventuele wijziging van de pensioenregeling. De werknemers werden ook geïnformeerd over de mogelijke wijziging naar een beschikbare premieregeling.  

De OR heeft eind 2020 aangegeven akkoord te zijn met de wijziging van de pensioenregeling en een tijdelijke overgangsregeling. Daar diende door de werkgever en OR nog invulling aan te worden gegeven. De werknemers werden vervolgens geinformeerd over het besluit van de OR en de aanstaande wijziging van de pensioenregeling en daarbij behorende overgangsregeling.  

Werkgever heeft vervolgens ook geïnformeerd over de inhoud van de overgangsregeling en de kenmerken van de nieuwe pensioenregeling. Waaronder een verlaging van de werknemersbijdrage (die de aankomende vijf jaar door de werkgever zou worden voldaan) en een aanvullende tegemoetkoming.

2021

De bevoegdheid tot wijziging (zonder instemming werknemers) zou gelegen zijn in het pensioenreglement en de arbeidsovereenkomst. Eind maart 2021 werd de werknemers een persoonlijk pensioenoverzicht toegestuurd. Daarmee werd inzage gegeven in de effecten van de wijziging van de pensioenregeling. Ook werd geïnformeerd over de overgangsregeling. Deze zou aanvullend nog bestaan uit een extra premie die door de werkgever werd gestort.

Door een groep van werknemers werd bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de pensioenregeling. In het geschil stond de vraag centraal of sprake was van een rechtsgeldige wijziging.

Lees ook: Wanneer heb je als OR instemmingsrecht

Vorderingen werknemers

De werknemers vorderden nakoming van de middelloonregeling. Subsidiair werd inzage in (onder andere) de berekeningsgrondslagen en systematiek van de persoonlijke pensioenoverzichten gevorderd.

Een voorwaardelijke vordering zag op het voortbestaan van de overgangsregeling tot beëindiging van de deelname aan de beschikbare premieregeling. Én het verbod de overgangsregeling eenzijdig te wijzigen. Ook werd een verklaring voor recht gevorderd dat de werkgever de negatieve beleggingsresultaten diende te vergoeden.

Ter onderbouwing van de vorderingen werd gesteld dat de werkgever de middelloonregeling niet mocht wijzigen. Volgens de werknemers had de nieuwe pensioenregeling daarbij zeer ongunstige gevolgen.

Verweer werkgever

Volgens de werkgever waren de werknemers niet ontvankelijk in hun vorderingen. De pensioenregeling zou rechtsgeldig zijn gewijzigd op grond van de cao, of het eenzijdig wijzigingsbeding. De werknemers zouden echter op grond van goed werknemerschap en de redelijkheid en billijkheid gebonden zijn aan de wijziging. De nieuwe pensioenregeling zou door de overgangsregeling ook tot een beter pensioenresultaat leiden.

Beoordeling kantonrechter

In de beoordeling benoemt de kantonrechter eerst de standpunten van partijen. De werknemers stellen immers dat niet is voldaan aan de vereisten voor een eenzijdige wijziging van de pensioenregeling. Daarnaast zou de werkgever geen zwaarwichtig belang hebben bij de wijziging. Dit terwijl de wijziging voor de werknemers een slechter pensioenresultaat zou betekenen. Volgens de werknemers geldt dat een wijziging van de pensioenregeling alleen kan met wederzijdse instemming. Daar is geen sprake van.

De kantonrechter oordeelt echter dat de werkgever de pensioenregeling op grond van de cao rechtsgeldig heeft gewijzigd. Uit de pensioenovereenkomst volgt geen deelname aan een middelloonregeling, maar deelname aan de pensioenregeling van werkgever.

De kantonrechter overweegt dat voor een wijziging van de pensioenregeling niet altijd individuele instemming is vereist. Bijvoorbeeld wanneer hierover in de cao afspraken zijn gemaakt. Uit de toepasselijke cao volgt dat werkgevers kunnen kiezen voor een beschikbare premieregeling. Onder de voorwaarde van instemming van de OR.

Op grond van de cao hebben de sociale partners de bevoegdheid tot wijziging van de middelloonregeling in een beschikbare premieregeling gedelegeerd aan werkgever en OR. Ook verwijst de rechter naar het incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomsten van werknemers. Hierdoor worden de werknemers geacht te hebben ingestemd met de bevoegdheid van de werkgever en OR en de daarop gebaseerde wijziging van de pensioenregeling. Bij een instemming van de OR, zijn de werknemers dan gebonden aan de wijziging. En hoefde de werkgever niet afzonderlijk instemming te vragen.

De OR zou volgens de werknemers niet formeel hebben ingestemd met de wijziging. De kantonrechter overweegt echter dat genoegzaam zou zijn aangetoond dat de OR heeft ingestemd met de hoofdlijnen van de pensioenregeling, de overgangsregeling en keuze pensioenuitvoerder. Aangezien door de OR de nietigheid van het instemmingsbesluit niet is ingeroepen, gaat de kantonrechter er vanuit dat is voldaan aan de formele vereisten.

Kantonrechter vervolg

De kantonrechter concludeert dat aan de voorwaarden in de cao voor de wijziging van de pensioenregeling is voldaan. De instemming van de werknemers volgt dan middels de incorporatie van de cao in de arbeidsovereenkomsten. Hierdoor is de wijziging tweezijdig en geldt niet de norm van voldoende zwaarwichtig belang. Deze toets wordt door de kantonrechter dan ook niet uitgevoerd.

Daarbij zou volgens de kantonrechter ook sprake zijn van zorgvuldige communicatie. Over de aanstaande wijziging van de pensioenregeling en de instemming van de OR werden de werknemers geïnformeerd. De reden voor de wijziging zou duidelijk omschreven zijn, alsmede de inhoud van de nieuwe pensioenregeling.

Ook de subsidiaire vorderingen worden door de kantonrechter afgewezen. Door de werkgever zou voldoende zijn onderbouwd dat de maximale duur van de overgangsregeling fiscaal gezien noodzakelijk is. Daarnaast brengt de inwerkingtreding van de Wet Toekomst Pensioenen per 1 juli 2023 met zich mee dat een onbeperkte voortzetting van de overgangsregeling niet mogelijk is.

Volgens de kantonrechter kunnen de werknemers ook geen aanspraak maken op misgelopen beleggingsrendementen. Dit aangezien met de beschikbare premieregeling uitsluitend een maandelijkse premie is toegezegd. De kantonrechter concludeert daarbij dat de werknemers over alle informatie zouden beschikken die ten grondslag ligt aan de persoonlijke opgaves.

Conclusie

Dit geschil onderstreept het belang de werknemers bij de hand te nemen in wijzigingstrajecten. Ook wanneer de bevoegdheid tot wijziging voortvloeit uit de cao en arbeidsovereenkomsten. Tijdig informeren en communiceren én het bieden van enige vorm van compensatie voor de wijziging worden door de kantonrechter ook in de beoordeling betrokken. In het kader van de hervorming van het pensioenstelsel is het voor werkgevers ook zaak daar aandacht aan te besteden, temeer gezien het vereiste van adequate compensatie.


[1] Rechtbank Overijssel 7 november 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:4608.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *